5733XJ1 IBM i Access Client Solutions De inhoud van dit document is voor het laatst bijgewerkt op: 6 mei 2013 Inhoud: 1.0 Kennismaking 2.0 Voorzieninge 3.0 Vereisten 4.0 Productinhoud 5.0 Installatie 5.1 Een bestaande installatie bijwerken 6.0 Bestandsmachtigingen 6.1 Bestandsmachtigingen (Linux, Mac, AIX) 6.2 Bestandsmachtigingen (Windows) 7.0 Het product starten 7.1 Het product starten 7.2 Het product starten (met behulp van een script) 7.3 Het product starten (via de opdrachtregel) 8.0 Configuratie 8.1 Configuratielocatie 9.0 Voor gevorderden 9.1 Meer opties voor de opdrachtregel 9.2 Bestandskoppelingen 9.3 De configuratielocatie 9.4 Andere implementatieopties 9.5 Aangepaste pakketten 9.6 Migreren vanuit IBM i Access for Windows 9.7 Sleutelbeheer 9.8 Ondersteuning voor Gegevensoverdracht voor Excel- en Calc-spreadsheets 9.9 Een consoleverbinding met IBM i tot stand brengen 10.0 Servicediagnose 11.0 Veel gestelde vragen (FAQ) 12.0 Updatehistorie 1.0 Kennismaking ---------------- IBM i Access Client Solutions is het nieuwste lid van de productfamilie IBM i Access. IBM i Access Client Solutions is een platform-onafhankelijke, op Java gebaseerde interface die werkt onder de meeste besturingssystemen die Java ondersteunen, zoals Linux, Mac en Windows. In IBM i Access Client Solutions zijn de meest gangbare taken voor het beheer van uw IBM i samengebracht op één overzichtelijke locatie. IBM i Access Client Solutions maakt gebruik van dezelfde IBM i-hostservers als de andere IBM i Access-producten, en verlangt dezelfde licentie voor de IBM i Access Family (XW1) om het gebruik van de functies 5250-emulatie en Gegevensoverdracht te rechtvaardigen. Er zijn ook twee optionele pakketten beschikbaar met middleware voor het gebruik en ontwikkelen van clienttoepassingen voor Windows en Linux: IBM i Access Client Solutions - Windows-toepassingspakket IBM i Access Client Solutions - Linux-toepassingspakket Klanten die gebruik maken van IBM i 6.1 of IBM i 7.1 kunnen IBM i Access Client Solutions verkrijgen door het te downloaden van de website van Entitled Software Support (ESS) onder 5761-SS1 of 5770-SS1. Klanten kunnen media verkrijgen door een bestelling uit te voeren voor 5761-SS1 of 5770-SS1, refresh feature 6288. De fysieke media for IBM i Access Client Solutions bevatten geen optionele toepassingspakketten voor Windows and Linux. Die pakketten zijn alleen beschikbaar via de ESS-website (Entitled Software Support). De fysieke media bevatten een uitvoerbare versie van het product, waarmee u het product rechtstreeks vanaf de CD kunt uitvoeren. Op de fysieke media vindt u ook een zip-archief van het product dat naar een gewenste locatie kan worden gekopieerd en geëxtraheerd. Voor aanvullende informatie gaat u naar: http://www.ibm.com/systems/power/software/i/access/solutions.html Voor de meest recente informatie over de productgroep IBM i Access gaat u naar: http://www.ibm.com/systems/i/software/access/caann.html 2.0 Voorzieningen ----------------- IBM i Access Client Solutions beschikt over de volgende voorzieningen: - Een volledig toegeruste 5250-weergave-emulator, gebaseerd op IBM Rational Host-on-Demand. Naast alle 5250-weergavevoorzieningen waar u al aan gewend bent bij het werken met IBM i Access for Windows is het ook mogelijk om voor de 5250-weergave-emulator een andere taal te kiezen zonder uw werkstation opnieuw te hoeven opstarten. Bovendien zijn er meerdere gelijktijdige sessies met verschillende hostcodepagina's mogelijk. Daardoor kunnen er binnen verschillende emulatorsessies verschillende talen worden afgebeeld. Ook printeremulatie wordt ondersteund. - Een 5250 Session Manager naar model van IBM Personal Communications Session Manager. Deze kan worden gebruikt voor het beheren van al uw 5250-emulatorsessies. - Gegevensoverdracht, met de mogelijkheid om gegevens over te brengen van of naar uw IBM i-database naar of van diverse bestandstypen op uw werkstation, zoals OpenDocument spreadsheet (*.ods), Excel Workbook (*.xlsx) en andere indelingen. - Afdrukuitvoer is een interface waarmee u bestanden in de uitvoerwachtrijen van IBM i kunt bekijken; daarnaast kunt u deze bestanden naar uw clientsysteem downloaden. - Een Virtueel Bedieningspaneel met een grafische interface voor het bedieningspaneel van IBM i. - 5250-emulatie voor LAN Console - consolidatie van configuraties voor hardwaremanagementinterfaces, waaronder ASMI, IVM en HMC - Mogelijkheid om IBM Navigator for i te starten in uw standaardbrowser Het optionele Windows Application Package bevat: - connectiviteit naar DB2 for i met behulp van ODBC, .Net en OLE DB - Programming Toolkit voor toegang tot IBM i-systeemobjecten - Ondersteuning voor TLS/SSL-verbindingen - AFP-printerstuurprogramma Het optionele Linux Application Package bevat een ODBC-stuurprogramma voor toegang tot DB2 for i; het ondersteunt volledig 64-bits ODBC-gegevenstypen. 3.0 Vereisten --------------- 3.1 Vereisten (werkstation) ----------------------------- IBM i Access Client Solutions draaien onder de meeste besturingssystemen die Java 6.0 en hoger ondersteunen, zoals verschillende versies van Linux, Mac en Windows. Een van de manieren om na te gaan welke versie van Java er op uw systeem is geïnstalleerd, is naar een opdrachtprompt te gaan (Opdrachtprompt, Shell, Terminal, etc.) en de volgende opdracht te typen: java -version De volgende uitvoer geeft aan dat versie 6.0 is geïnstalleerd: java version "1.6.0_31" De 31 in dit voorbeeld geeft het updateniveau aan. De volgende uitvoer geeft aan dat versie 7.0 is geïnstalleerd: java version "1.7.0" Hieronder vindt u de internetadressen van enkele Java-leveranciers. Zorg dat u werkt met de meest recente versie van Java voor uw platform. http://www.oracle.com/technetwork/java/javase/downloads/index.html http://www.oracle.com/technetwork/java/javase/index-137561.html http://java.com/en/download/manual.jsp http://support.apple.com/downloads http://support.apple.com/downloads/#macosandsoftware http://support.apple.com/downloads#Java http://openjdk.java.net/install 3.2 Vereisten (connectiviteit met IBM i) ------------------------------------------ IBM i Access Client Solutions kunnen verbinding maken met IBM i releases 5.4 en hoger. Voor de volgende voorzieningen is IBM i release 6.1 of hoger vereist: Navigator voor i 5250-console Virtueel bedieningspaneel Als u van plan bent SSL-verbindingen te gebruiken, laad dat de toepasselijk PTF voor uw IBM i-release van uw systeem: SI45601 - 5.4 SI45248 - 6.1 SI45610 - 7.1 Als u van plan bent de 5250-console of het Virtuele Bedieningspaneel te gaan gebruiken voor een IBM i op release 6.1, laad dan de volgende PTF's en pas ze toe: MF55543 MF55549 Als u van plan bent de 5250-console of het Virtuele Bedieningspaneel te gaan gebruiken voor een IBM i op release 6.1 met machinecode 6.1.1, laad dan de volgende PTF's en pas ze toe: MF55540 MF55547 Als u van plan bent de 5250-console of het Virtuele Bedieningspaneel te gaan gebruiken voor een IBM i op release 7.1, laad dan de volgende PTF's en pas ze toe: MF55485 MF55538 4.0 Productinhoud ----------------- Het ZIP-archief van het product bevat de volgende bestanden en directory's: acsbundle.jar - een uitvoerbaar jar-bestand van het product AcsConfig.properties- bestand met configuratie-instellingen (ook aanwezig binnen acsbundle.jar) Documentation - directory met documentatie GettingStarted_nl.txt - informatie over de manier waarop u aan de slag gaat License - directory met bepalingen en voorwaarden voor gebruik Notices - directory met kennisgevingen en andere informatie Start_Programs - directory met platform-specifieke binaire bestanden die kunnen worden gebruikt om het product te starten. Linux_i386-32 Linux_x86-64 Mac_i386-32_x86-64 Windows_i386-32 Windows_x86-64 Start_Scripts - directory met scripts die kunnen worden gebruikt om het product te starten. Linux_Mac_Other - directory met perl-scripts om het product te starten op een platform waarop perl beschikbaar is. Windows - directory met een JScript om het product te starten onder Windows Mac_Application - directory met toepassingenbundel voor Mac Linux_Application - directory met toepassingenbundel voor Linux Icons - directory met bestanden die als pictogrammen kunnen worden gebruikt properties - directory die informatie over de productversie bevat 5.0 Installatie --------------- Het installeren van IBM i Access Client Solutions is net zo eenvoudig als het uitpakken van een ZIP-archief. Bepaal op welke locatie u het product wilt installeren. Dat kan elke locatie zijn waar het werkstation (PC, Mac, etc.) leesmachtiging tot de bestanden heeft. Het gaat daarbij onder meer om de lokale vaste schijf, een (gedeelde) netwerkschijf of een draagbaar medium zoals een CD of een USB-flashstation. Kopieer het ZIP-archief naar de gewenste locatie. Pak het ZIP-archief vervolgens uit met een hulpprogramma naar keuze. Technische opmerking: Bepaalde archiefprogramma's slaan niet alle kenmerken van de opgeslagen bestanden op. Op Mac- en Linux-platforms is de opdracht unzip vaak een betere keuze dan de jar-opdracht. Zie paragraaf 6.0 Bestandsmachtigingen voor nadere informatie. 5.1 Een bestaande installatie bijwerken --------------------------------------- Van tijd tot tijd worden er verbeteringen en fixes beschikbaar gesteld. Dergelijke updates kunnen worden verstrekt in de vorm van een volledige productinstallatie. Zodra dergelijke updates beschikbaar zijn, moet u uw bestaande installatie bijwerken. Voordat u uw installatie bijwerkt: Sla alle wijzigingen op die u hebt aangebracht in het bestand AcsConfig.properties (of wijzig de naam van dit bestand). Hebt u dit bestand niet gewijzigd, dan hoeft u het niet op te slaan. Als u uw bestaande installatie wilt bijwerken, volg dan gewoon de procedure in paragraaf 5.0 Installatie en overschrijf daarbij uw bestaande geïnstalleerde bestanden. Sommige beheerders installeren de bijgewerkte versie liever op een nieuwe locatie. Als u daar inderdaad de voorkeur aan geeft, vergeet dan niet om de oude installatie te wissen nadat u de nieuwe hebt gecontroleerd. Nadat u een bijgewerkte versie hebt geïnstalleerd: Hebt u een kopie van een aangepast bestand AcsConfig.properties opgeslagen, zet die opgeslagen kopie dan weer terug op de locatie van de bijgewerkte installatie. 6.0 Bestandsmachtigingen ------------------------ In paragraaf 7.0 Het Product Starten worden verschillende manieren beschreven om IBM i Access Client Solutions te starten. Als u het product wilt starten met een van de bijgeleverde binaire bestanden of scripts, controleer dan eerst in de bestandsmachtigingen van die bestanden of de uitvoeringsmachtiging ingeschakeld is. Welke bestandsmachtigingen er tijdens het uitpakken van het ZIP-archief worden toegewezen, hangt af van diverse factoren, zoals het besturingssysteem, het programma waarmee het ZIP-archief is uitgepakt, de machtigingen van de gebruiker, etc. Als u problemen hebt bij het werken met de meegeleverde binaire bestanden of scripts, controleer dan de bestandsmachtigingen. In de volgende paragrafen worden enkele manieren besproken waarop u de bestandsmachtigingen kunt controleren. 6.1 Bestandsmachtigingen (Linux, Mac, AIX) ------------------------------------------ Bij unix-achtige besturingssystemen kunt u de machtigingen van een bestand controleren door de volgende opdracht uit te voeren vanaf een prompt of shell: ls -l Om de machtigingen van een bestand te wijzigen, gebruikt u de volgende opdracht: chmod Bijvoorbeeld: chmod a+rx ...iedereen krijgt de machtiging lezen en uitvoeren chmod 755 ...de eigenaar van het bestand krijgt de machtiging lezen/schrijven/uitvoeren en alle anderen krijgen de machtiging lezen/uitvoeren. Voor meer informatie over de opdrachten ls en chmod kunt u terecht op internet. 6.2 Bestandsmachtigingen (Windows) ---------------------------------- Onder Windows klikt u, in de Windows Verkenner, met de rechter muisknop op het bestand en selecteert u Eigenschappen. Op de tab Beveiliging staan de bestandsmachtigingen. Zorg dat u de machtiging Lezen & Uitvoeren hebt. In nieuwere versies van Windows kunt u ook de opdracht icacls gebruiken om de machtigingen van een bestand te bekijken en te wijzigen. 7.0 Het product starten ----------------------- IBM i Access Client Solutions kan op meerdere manieren worden gestart. Maar omdat Java op tal van manieren kan zijn geïnstalleerd en zich op verscheidene plaatsen kan bevinden, vragen sommige startmethoden wat extra configuratiewerk. Als een van de onderstaande manieren bij u niet werkt, kunt u het beste een andere proberen. In bepaalde gevallen worden er extra richtlijnen gegeven. Ook paragraaf 11.0 Veelgestelde vragen (FAQ) kan nuttig zijn. Bij gebruik van een binair bestand of script, zoals hieronder beschreven, moet dat binaire bestand of script in dezelfde directorystructuur staan als het ZIP-archief. Voor het gemak kunt u de binaire bestanden of het script ook vanaf uw platform(s) verplaatsen/kopiëren naar dezelfde directory als het bestand acsbundle.jar. 7.1 Het product starten ------------------------------------------------ Om het product vanuit een browser van het bestandssysteem (bijv. Windows Verkenner, Mac OS X Finder, etc.) te starten met behulp van een platform-specifiek binair bestand, moet u in Start_Programs naar de subdirectory gaan die uw besturingssysteem en uw hardwarearchitectuur aangeeft. Zoek het binaire bestand op dat door uw besturingssysteem wordt herkend. Dubbelklik op dat bestand om het product te starten. U kunt het product ook met behulp van dit binaire bestand starten vanaf een Opdrachtprompt, Terminal of Shell. Het kan zijn dat het volgende foutbericht wordt afgebeeld: "Error loading Java module." In dat geval heeft IBM i Access Client Solutions geen Java-installatie kunnen vinden op een locatie die werd herkend. Probeer de volgende methoden, in de volgende paragrafen: 7.1.1 Het product starten - Extra opties 7.2 Het product starten (met een script) 7.3 Het product starten (vanaf de opdrachtregel) 7.1.1 Het product starten - Extra opties ----------------------------------------- Als u werkt met een binair bestand voor uw platform, kunt u ook een van de volgende opties gebruiken. Met deze methoden kunt u vaststellen welke Java Runtime Environment (JRE) er moet worden gebruikt om het product te starten. Zie paragraaf 7.1.2 Het Java homepad opzoeken voor manieren om te kijken wat het Java homepad op uw werkstation is. Deze extra methoden werken alleen onder Linux en Windows: 1. Stel de omgevingsvariabele JAVA_HOME in op het Java homepad (OF) 2. Geef het Java homepad op met de optie -vm van de binaire opdracht. Met de optie -h van de binaire opdracht roept u meer informatie op (OF) 3. Kopieer de directorystructuur van de Java Runtime Environment (JRE) naar de directory van het binaire bestand dat u probeert te gebruiken. 7.1.2 Het Java homepad opzoeken ------------------------------- Als u het product kunt starten met behulp van een van de methoden in de paragrafen: 7.2 Het product starten (met een script) (OF) 7.3 Het product starten (vanaf de opdrachtregel) kunt u vanuit de hoofdinterface van IBM i Access Client Solutions op uw werkstation vaststellen wat het Java homepad is. Selecteer in de menubalk Help->Info Het pad voor java.home wordt op dit scherm afgebeeld. De eigenschap java.home bevat de locatie van het Java homepad voor uw werkstation. Dit is het pad dat u moet opgeven wanneer u de omgevingsvariabele JAVA_HOME instelt of wanneer u de opdracht opgeeft met de optie -vm. 7.1.2.1 Het Java homepad opzoeken (onder Windows) ------------------------------------------------- Onder Windows moet u zoeken naar java.exe. Het binaire bestand van Java bevindt zich gewoonlijk in een subdirectory bin of jre/bin onder het Java homepad. Het Java homepad kan worden gebruikt wanneer u de omgevingsvariabele JAVA_HOME instelt of wanneer u de opdracht opgeeft met de optie -vm. 7.1.2.2 Het Java homepad opzoeken (onder Linux) ----------------------------------------------- Onder Linux kunt u de opdracht "which" gebruiken: which java Dit levert een pad (of een symbolische link) naar de Java-opdracht op. Los eventuele symbolische links op totdat u uiteindelijk bij het binaire bestand voor de Java-opdracht bent. U kunt de symbolische links oplossen met behulp van de opdracht met de optie -l: ls -l Het binaire bestand van Java bevindt zich gewoonlijk in een subdirectory bin of jre/bin onder het Java homepad. Het Java homepad kan worden gebruikt wanneer u de omgevingsvariabele JAVA_HOME instelt of wanneer u de opdracht opgeeft met de optie -vm. 7.2 Het product starten (met een script) ---------------------------------------- Om het product vanuit een browser van het bestandssysteem (bijv. Windows Verkenner, Mac OS X Finder, etc.) te starten met behulp van een van de bijgeleverde scripts, moet u in de subdirectory Start_Scripts het script opzoeken dat compatibel is met uw besturingssysteem. Bij de meeste besturingssystemen, behalve Windows, is perl standaard beschikbaar. In de directory Start_Scripts/Linux_Mac_Other staat er een perl-script (met drie verschillende extensies) waarmee het product kan worden gestart op elk platform waarop perl beschikbaar is. Selecteer het bestand met een extensie die door uw besturingssysteem wordt herkend als een perl-script. Onder Windows is JScript standaard beschikbaar. In de directory Start_Script/Windows staat een JScript waarmee het product onder Windows kan worden gestart. Zoek het script voor uw besturingssysteem op vanuit een platform-specifieke browser voor uw bestandssysteem (bijv. Windows Verkenner, Mac OS X Finder, etc.). Dubbelklik er vervolgens op om het product te starten. U kunt het product ook met behulp van dit script starten vanaf een Opdrachtprompt, Terminal of Shell. 7.3 Het product starten (vanaf de opdrachtregel) ------------------------------------------------ Het is ook mogelijk het product vanaf de opdrachtregel te starten. Dat kan overal waar u opdrachten kunt invoeren (Opdrachtprompt, Terminal, Shell, etc.): java -Xmx1024m -jar /acsbundle.jar waarbij de locatie is van het uitvoerbare jar-bestand van het product (bijv. java -Xmx1024m -jar V:/uw_locatie/acsbundle.jar of java -jar V:/uw_locatie/acsbundle.jar waarbij de locatie is van de Java-opdracht voor JDK 6.0 of hoger. In paragraaf 7.1.2 Het Java homepad opzoeken wordt uitgelegd hoe u het volledige pad van de Java-opdracht kunt opzoeken. U kunt de programma's en scripts ook vanaf de opdrachtregel aanroepen. (b.v. /Product/Location/Start_Programs/Mac_i386-32_x86-64/acslaunch_mac of /Product/Location/Start_Scripts/Linux_Mac_Other/acslaunch Technische opmerking: Op de meeste platforms wordt voor de heapruimte van de Java Virtual Machine standaard maximumgrootte ingesteld die te klein is om binnen IBM i Access Client Solutions meerdere functies te gebruiken. Een maximum heapgrootte van één gigabyte (-Xmx1024m) wordt aangeraden als minimum. Geeft u een waarde op die kleiner is dan één gigabyte of gebruikt u de standaard heapgrootte, dan kan er een OutOfMemoryException optreden. 8.0 Configuratie ----------------- Voeg een systeemconfiguratie toe voor elk IBM i-systeem dat u wilt gebruiken of beheren. Als u een systeemconfiguratie wilt toevoegen of wijzigen, kiest u Systeemconfiguraties uit de beheertaken. Vervolgens selecteert u Nieuw. Op het tabblad Algemeen geeft u de systeemnaam op. Om aan de slag te gaan en om algemene taken uit te voeren, is de systeemnaam het enig dat nodig is. Als u klaar bent, klikt u op OK om de opgegeven informatie voor dit systeem op te slaan, of selecteert u Opslaan/Nieuw als u nog meer systemen hebt die u aan de configuratie wilt toevoegen. Met de tabbladen Algemeen, Verbinding en Console kunt u nieuwe systemen aan uw configuratie toevoegen of bestaande configuraties bijwerken. Voor consoletaken is er extra configuratie vereist. Consoleconfiguraties worden automatisch gekoppeld aan de systeemnaam die u hebt ingevoerd op het tabblad Algemeen. Om de consoleconfiguratie voor een systeem op te geven, kiest u Systeemconfiguraties uit de beheertaken. Selecteer Nieuw of Bewerken. Ga vervolgens naar het tabblad Console. Voor de taak 5250 Console is er een geconfigureerde LAN- of HMC-console vereist. Als u geen LAN of HMC console geconfigureerd hebt, ga dan naar paragraaf 9.9 Een consoleverbinding met IBM i tot stand brengen. Voor de taak Virtueel Bedieningspaneel is er een geconfigureerde LAN- console vereist. Voor de taak Hardware Management Interface is er een geconfigureerde hardware- managementinterface vereist. U kunt maximaal twee configuraties voor hardware- managementinterfaces opgeven. Als u klaar bent, kiest u Sluiten op het scherm Systeemconfiguraties. In de vervolgkeuzelijst op het hoofdscherm van IBM i Access Client Solutions selecteert u een systeem. Voor alle consoletaken wordt het geselecteerde systeem (dat op het tabblad Algemeen is ingevoerd) automatisch gekoppeld aan de consoleconfiguratie (die is ingevoerd op het tabblad Console). U kunt nu een taak voor het geselecteerde systeem kiezen. Kiest u een consoletaak waarvoor er op het tabblad Consoleconfiguratie geen overeenkomstige informatie is ingevoerd, verschijnt er een foutbericht. 8.1 Locatie van de configuratie ------------------------------- Standaard heeft elke gebruiker een eigen, unieke locatie voor zijn of haar configuratie. De hoofddirectory (root) voor de configuratie is afhankelijk van het platform. De configuratiedirectory's worden gemaakt wanneer het product voor het eerst wordt opgestart. U kunt als volgt te weten komen wat de configuratiedirectory is: Start het product (zie paragraaf 7.0 Het product starten) Bewerken->Voorkeuren Kies het tabblad Lokale instellingen Configuratiehoofddirectory Zo lang het product actief is, kan de locatie van de configuratie niet worden gewijzigd. Hoe u de locatie van de configuratie kunt wijzigen, leest u in: 9.3 De locatie van de configuratie wijzigen 9.0 Voor gevorderden -------------------- 9.1 Meer opties op de opdrachtregel ----------------------------------- Veel van de functies die beschikbaar zijn in de hoofdinterface, zijn ook beschikbaar op de opdrachtregel. Deze functies kunnen worden aangeroepen door de juiste parameters op te geven voor elk van de opties die worden genoemd in paragraaf 7.3 Het product starten (vanaf de opdrachtregel). Bijvoorbeeld: /Product/Locatie/Start_Scripts/Linux_Mac_Other/acslaunch parm1 parm2 ... In de volgende paragrafen worden alleen de extra parameters besproken: 9.1.1 Backup ------------ /PLUGIN=backup [/file=] is de naam van het bestand dat moet worden gemaakt Hiermee wordt de huidige configuratie opgeslagen in het opgegeven bestand. Het resulterende bestand kan worden gebruikt als invoer voor de opdrachtregeloptie Restore. Dat kan op hetzelfde werkstation of op een ander werkstation (ongeacht het besturingssysteem). De locatie van de configuratie die moet worden opgeslagen, wordt bepaald door de eigenschap: com.ibm.iaccess.AcsBaseDirectory Deze bevindt zich in het bestand AcsConfig.properties. Deze functie is gelijk aan Bestand->Exporteren in de hoofdinterface. 9.1.2 Restore ------------- /PLUGIN=restore /file= is de locatie van het bestand dat door Backup moet worden gemaakt. Hiermee wordt de configuratie die is opgeslagen in het opgegeven bestand, teruggezet. De actieve configuratie gaat daarbij verloren, tenzij die is opgeslagen. De locatie van de configuratie die moet worden teruggezet, wordt bepaald door de eigenschap: com.ibm.iaccess.AcsBaseDirectory Deze bevindt zich in het bestand AcsConfig.properties. Deze functie is gelijk aan Bestand->Importeren in de hoofdinterface. 9.1.3 Certdl ------------ /PLUGIN=certdl /SYSTEM= Hiermee wordt de certificaatgever (certificate authority, CA) gedownload vanaf het opgegeven IBM i-systeem en wordt deze opgeslagen in de lokale truststore van de gebruiker. Dit is verplicht voor serververificatie met SSL. 9.1.4 Cfg --------- /PLUGIN=cfg /SYSTEM= [/ipaddr=] [/userid=] [/ssl=] [/5250path=] [/del] [/r] /SYSTEM - de naam van het systeem /ipaddr - als er een verbinding wordt aangevraagd, bepaalt deze waarde of het IP-adres al dan niet moet worden opgezocht. Geldige frequenties zijn: ALWAYS - het IP-adres wordt voor iedere verbinding opgezocht HOURLY, DAILY, WEEKLY - het IP-adres wordt opgezocht als de opgegeven hoeveelheid tijd is verstreken sinds de laatste keer dat het IP-adres is opgezocht IP-adres - als er een IP-adres wordt opgegeven, wordt aangenomen dat het adres nooit (NEVER) opgezocht hoeft te worden /userid - het gebruikers-ID van een gebruiker dit kan ook worden ingesteld op de volgende waarden: *PROMPTALWAYS - voor elke verbinding wordt er minimaal één keer om een gebruikers-ID gevraagd *KERBEROS - niet om een gebruikers-ID vragen, maar de naam van de Kerberos-principal gebruiken /ssl - met de waarde 0 wordt de SSL-modus uitgezet, met 1 aangezet /5250path - pad naar de 5250-emulatieprofielen Het /5250path kan in de hoofdinterface worden ingesteld via 5250 Sessiebeheer en dan Bestand->Directory wijzigen... /del - de bestaande configuratie wissen /r - de bestaande configuratie vervangen Hiermee kunnen diverse configuratieopties worden ingesteld vanaf de opdrachtregel. Deze opties kunnen ook worden ingesteld vanuit de hoofdinterface, via Systeemconfiguraties. 9.1.5 Dump ---------- /PLUGIN=dump [/] Hiermee wordt van alle actieve processen binnen het product gevraagd dat ze hun threads dumpen. Deze informatie wordt door IBM Service gebruikt voor het bieden van ondersteuning bij problemen. De logboeken die worden gegenereerd, kunnen vanuit de hoofdinterface worden benaderd met: Bewerken-Voorkeuren Tabblad Lokale instellingen Dumpdirectory Als er geen opties opgegeven zijn, is deze functie gelijkwaardig met de volgende functie in de hoofd-GUI: Tools->Servicelogboeken genereren Geldige opties zijn: /heapdump - voert het bovenstaande uit, samen met een dump van de JVM-heap 9.1.6 Medic ----------- /PLUGIN=medic Hiermee worden de bestaande logboeken en thread-dumps ingepakt in een ZIP-bestand dat bij het aanvragen van service naar IBM kan worden gestuurd. De logboeken die worden gegenereerd, kunnen vanuit de hoofdinterface worden benaderd met: Bewerken-Voorkeuren Tabblad Lokale instellingen Servicedirectory Deze functie is gelijk aan Tools->Servicelogboeken Inpakken in de hoofdinterface. 9.1.7 Log --------- /PLUGIN=log /LEVEL= is een van de volgende ondersteunde niveaus voor logboekregistratie: OFF, SEVERE, WARNING, INFO, CONFIG, FINE, FINEST Met deze plugin kan de gebruiker het niveau van logboekregistratie instellen vanaf de opdrachtregel Het niveau van logboekregistratie kan als volgt worden ingesteld vanuit de hoofdinterface: Bewerken->Voorkeuren Tabblad Algemeen Logboekniveau 9.1.8 Logon ----------- /PLUGIN=logon /SYSTEM= /USERID= /PASSWORD= /C de cache leegmaken [optioneel] Met deze opdracht worden het gebruikers-ID en het wachtwoord opgeslagen in de cache, zodat er niet meer om een wachtwoord wordt gevraagd. 9.1.9 props ----------- /PLUGIN=props Hiermee wordt hetzelfde GUI-scherm opgeroepen als met Bewerken->Voorkeuren in de hoofdinterface. 9.1.10 Maint ------------ /PLUGIN=maint [/] Geldige opties zijn: /killdaemon - de daemonthreads beëindigen. Hetzelfde als Tools->Reset voor Onderhoud in de hoofdinterface /clearpwcaches - alle wachtwoorden uit de cache verwijderen /clearjarcache - de jar-cache van het product leegmaken /clearlogs - de logboekdirectory leegmaken. Zie Bewerken->Voorkeuren Tabblad Lokale instellingen in de hoofdinterface /cleardumps - de dumpdirectory leegmaken. Zie Bewerken->Voorkeuren Tabblad Lokale instellingen in de hoofdinterface /clearsvcdir - de servicedirectory leegmaken. Zie Bewerken->Voorkeuren Tabblad Lokale instellingen in de hoofdinterface /clearsettings - alle instellingen voor de huidige gebruiker wissen Als er geen opties zijn opgegeven, wordt er geen actie uitgevoerd. 9.1.11 Ping ----------- /PLUGIN=ping /SYSTEM= [] De volgende opties zijn beschikbaar: /SSL=<1/0> SSL in- of uitschakelen /SERVERAUTH=<1/0> SSL Serververificatie in- of uitschakelen (standaard: uit) Deze optie wordt genegeerd als SSL niet wordt getoetst /GUI=<1/0> GUI-venster in- of uitschakelen (standaard: uit bij starten vanaf opdrachtregel) /PORTS= Een door komma's gescheiden lijst van poorten die moeten worden getoetst. Het kunnen nummers of servicenamen zijn (bij. /PORTS=as-signon,as-sts). Als dit niet wordt opgegeven, wordt de standaardset poorten getoetst. Als .CONSOLE wordt opgegeven, wordt er een lijst van console-specifieke poorten getoetst. /TIMEOUT= Geef een timeoutwaarde op, in seconden, Deze plugin controleert de connectiviteit met IBM i door een verbinding met de juiste poort te openen. Bij het controleren van een SSL-verbinding wordt er geprobeerd een SSL-handshake uit te voeren. Als deze plugin wordt gestart vanuit de hoofdinterface of met de parameter /GUI=1, wordt er een venster afgebeeld. Wordt deze plugin vanaf de opdrachtregel gestart zonder de parameter /GUI=1, dan wordt de uitvoer naar de console gestuurd. Standaard worden de volgende services gecontroleerd: as-central, as-rmtcmd, as-database, as-dtaq, as-file, as-netprt, drda, as-signon Deze functie kan als volgt worden gestart vanuit de hoofdinterface: Systeemconfiguraties selecteer een systeem en kies Bewerken Tabblad Algemeen Verbinding controleren 9.1.12 Sm --------- /PLUGIN=sm Met deze plugin wordt de GUI van 5250 Sessiebeheer gestart. Deze functie is gelijk aan 5250 Sessiebeheer in de hoofdinterface. 9.1.13 5250 ------------- /PLUGIN=5250 /SYSTEM= [/id=] [/] Met deze plugin wordt er een 5250-emulator voor het opgegeven systeem gestart. Deze functie is gelijk aan 5250-emulator in de hoofdinterface. /id= - hiermee stelt u het verkorte sessie-ID in Geldige opties zijn: /name= - de naam van de sessie /wide - een breder scherm gebruiken (27x132) /fullscreen - het gehele scherm gebruiken /nosave - instellingen niet opslaan bij het afsluiten /prompt - het configuratievenster oproepen /port= - het poortnummer /ssl - verbinding maken via SSL /sso - het aanmeldingsscherm omzeilen /kerberos - kerberos gebruiken /width=- de initiële breedte van het emulatorvenster /height=- de initiële hoogte van het emulatorvenster /xpos= - de initiële positie van de x-coördinaat van de linker bovenhoek van het emulatorvenster /ypos= - de initiële positie van de y-coördinaat van de linker bovenhoek van het emulatorvenster 9.1.14 DTGui ------------ /PLUGIN=dtgui Met deze plugin wordt de hoofdinterface van Gegevensoverdracht gestart. Deze functie is gelijk aan Gegevensoverdracht in de hoofdinterface. 9.1.15 Download ------------------ /PLUGIN=download /file= [/userid=] /file - een bestand met extensie .dtfx dat is gemaakt naar aanleiding van een eerdere download van Gegevensoverdracht /userid - het gebruikers-ID waarmee verbinding moet worden gemaakt met het doelsysteem Met deze plugin kan de gebruiker een eerder opgeslagen download van Gegevensoverdracht uitvoeren. Gegevensoverdracht is ook beschikbaar in de hoofdinterface. 9.1.16 Upload ------------- /PLUGIN=upload /file= [/userid=] /file - een bestand met extensie .dttx dat is gemaakt naar aanleiding van een eerdere upload van Gegevensoverdracht /userid - het gebruikers-ID waarmee verbinding moet worden gemaakt met het doelsysteem Met deze plugin kan de gebruiker een eerder opgeslagen upload van Gegevensoverdracht uitvoeren. Gegevensoverdracht is ook beschikbaar in de hoofdinterface. 9.1.17 CLDownload ---------------- /PLUGIN=cldownload /system= [/userid=] /hostfile= /clientfile=. /userid - gebruikers-ID dat u gebruikt voor verbinding met het doelsysteem /hostfile - bronbibliotheek en bestand op het IBM i-systeem voor de download /clientfile - locatie van doelbestand voor de download. De indeling van het bestand wordt bepaald door de opgegeven extensie (bijvoorbeeld .csv .ods .xlsx .xlsx). Als de bestandsextensie niet is opgegeven of als deze een niet-ondersteund bestandstype aangeeft, worden de gegevens ingedeeld als .csv-bestand. Met deze plugin kan de gebruiker vanaf de opdrachtregel een eenvoudige download van een volledig bestand uitvoeren. 9.1.18 Console ------------- /PLUGIN=console /SYSTEM= Met deze plugin wordt er een 5250-console voor het opgegeven systeem gestart. Deze functie is gelijk aan de 5250-console in de hoofdinterface. 9.1.19 VCP ------------- /PLUGIN=vcp /SYSTEM= Met deze plugin wordt er een virtueel bedieningspaneel voor het opgegeven systeem gestart. Deze functie is gelijk aan Virtueel bedieningspaneel in de hoofdinterface. 9.1.20 L1C ------------- /PLUGIN=l1c /SYSTEM= Met deze plugin wordt er een browser naar IBM Navigator for i gestart met behulp van het opgegeven systeem en poort 2001. Deze functie is gelijk aan Navigator for i in de hoofdinterface. 9.1.21 SPLF ------------- /PLUGIN=splf /SYSTEM= Deze plugin beeldt de grafische gebruikersinterface voor printeruitvoer af voor het bekijken en downloaden van spoolbestanden van de IBM i. Deze functie is gelijk aan Printeruitvoer in de hoofdinterface. 9.1.22 KEYMAN ------------- /PLUGIN=keyman Deze plugin beeldt het hulpprogramma Sleutelbeheer af. Deze functie is gelijk aan Tools->Sleutelbeheer in de hoofdinterface. 9.1.23 RMTCMD ------------- /PLUGIN=rmtcmd /SYSTEM= /CMD="" Deze plugin verzendt een CL-opdracht naar het opgegeven systeem. Deze functie kan alleen worden uitgevoerd vanaf de opdrachtregel. Tip: Om te voorkomen dat de CL-opdracht door de aanwezigheid van spaties in stukken breekt, moet u de opdracht tussen aanhalingstekens plaatsen. 9.1.24 PWCHANGE ------------- /PLUGIN=pwchange /SYSTEMS= Met deze plugin kan het wachtwoord op de opgegeven systemen worden gewijzigd. De gebruiker wordt om diens gebruikers-ID en oude en nieuwe wachtwoord gevraagd. Deze functie kan ook in de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt, namelijk door eerst Bewerken->Voorkeuren te kiezen en vervolgens de tab Wachtwoorden. 9.1.25 MIGRATE ------------- /PLUGIN=migrate / /SYSTEM= kan worden ingesteld op de naam van één systeem, of op *ALL. Geldige opties zijn: /IMPORT - Eén (of alle) systeemconfiguratie(s) vanuit de verouderde Windows- configuratie kopiëren naar IBM i Access Client Solutions. /EXPORT - Eén (of alle) systeemconfiguratie(s) naar de verouderde Windows- configuratie kopiëren vanuit IBM i Access Client Solutions. /DELETE - Eén (of alle) systeemconfiguratie(s) wissen uit de verouderde Windows-configuratie. Deze plugin biedt de mogelijkheid om systeemconfiguraties heen en weer te kopiëren tussen IBM i Access Client Solutions en de verouderde Windows-configuratie die wordt ondersteund door IBM i Access for Windows. Deze functie kan ook in de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt, namelijk door Bestand->Verbindingen kopiëren te kiezen. 9.1.26 KINIT ------------- /PLUGIN=kinit Deze plugin is alleen van toepassing bij het uitvoeren van IBM i Access Client Solutions in een Windows-besturingssysteem. Deze plugin probeert Kerberos-tickets op te halen en moet worden aangeroepen voordat er voor de eerste keer een kerberos-omgeving wordt gebruikt of wanneer vervallen Kerberos-tickets vernieuwd moeten worden. Deze functie kan ook in de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt, namelijk door Tools->Kinit voor Kerbero te kiezen 9.2 Bestandskoppelingen ----------------------- Bepaalde configuratiebestanden die door IBM i Access Client Solutions worden gegenereerd, kunnen vanaf de opdrachtregel worden gebruikt, mits ze worden opgegeven als eerste en enige parameter. Als deze bestanden met specifieke extensies worden opgegeven als eerste parameter, koppelt IBM i Access Client Solutions het bestand aan de functie die wordt aangeroepen. Het bestand fungeert dan als invoer voor die functie. De volgende extensies zijn geschikt voor bestandskoppelingen: .hod - sessieprofiel voor 5250-emulator .bchx - emulatieprofiel voor meerdere sessies .dtfx - downloadopdracht voor Gegevensoverdracht .dttx - uploadopdracht voor Gegevensoverdracht Voorbeelden van opdrachten op de opdrachtregel acslaunch_xxx dt_download_file.dtfx - de opgeslagen downloadbewerking uitvoeren acslaunch_xxx dt_upload_file.dttx - de opgeslagen uploadbewerking uitvoeren acslaunch_xxx system_lp13ut20.hod - een 5250-sessie met het systeem starten Hierin is acslaunch_xxx is de opdrachtregelsyntaxis voor het starten van het product. Zie paragraaf 7.3 Het product starten (vanaf de opdrachtregel). Dankzij deze ondersteunde bestandskoppelingen op de opdrachtregel kan de gebruiker handmatig koppelingen instellen die specifiek zijn voor een bepaald besturingssysteem. Aangezien bestandskoppelingen platform-afhankelijk zijn, hangt de te volgen procedure af van het besturingssysteem. De reden dat het handig kan zijn om bestandskoppelingen voor uw besturingssysteem in te stellen, is dat u dan de mogelijkheid hebt om op een bestand (van een van de bovengenoemde typen) te dubbelklikken om de desbetreffende functie te starten. In de volgende paragrafen vindt u enkele voorbeelden van het instellen van bestandskoppelingen voor verschillende besturingssystemen. 9.2.1 Bestandskoppelingen (voor Windows) ------------------------------------------- 1. Zoek een bestand met de juiste extensie op dat u wilt koppelen (bijv. .hod, .bchx, .dtfx, of .dttx) 2. Klik met de rechter muisknop op het bestand om het te openen. Er verschijnt een venster waarin u wordt gevraagd hoe u het bestand wilt openen. Kies de optie om zelf een programma te selecteren in een lijst OF kies een standaardprogramma. 3. Klik op Bladeren. 4. Zoek het binaire bestand van IBM i Access Client Solutions op. Dit bevindt zich in de subdirectory Start_Programs van uw hardwarearchitectuur hoort. Dubbelklik erop of selecteer de optie om het te openen. 5. Klik op de optie om het geselecteerde programma altijd te gebruiken voor het openen van bestanden van dit type. 6. Klik op OK Als u nu dubbelklikt op bestanden van dit type, wordt de juiste IBM i Access Client Solution-functie gestart. 9.2.1.1 Pictogram wijzigen (voor Windows-snelkoppeling) ---------------------------------------- 1. Zoek de snelkoppeling die u hebt gemaakt voor het binaire bestand dat past bij uw hardwarearchitectuur (acslaunch_win-32.exe OF acslaunch_win-64.exe) 2. Klik met de rechter muisknop en kies Eigenschappen 3. Selecteer de tab Snelkoppeling 4. Klik op de knop Pictogram wijzigen... 5. Selecteer het pictogram dat u voor deze snelkoppeling wilt gebruiken 6. Selecteer OK 7. Selecteer OK 9.2.2 Bestandskoppelingen (voor Linux) -------------------------------------- Hoe u een bestandskoppeling instelt, is afhankelijk van de Linux-distributie en de desktopomgeving die u gebruikt. In het algemeen lijkt de procedure sterk op die welke hierboven voor Windows is beschreven. 1. Zoek een bestand met de juiste extensie op dat u wilt koppelen (bijv. .hod, .bchx, .dtfx, of .dttx) 2. Klik met de rechter muisknop op het bestand. Kijk of er opties of eigenschappen zijn waarmee u een programma aan het bestand kunt koppelen. 3. Koppel het bestand en/of de extensie ervan aan het juiste binaire bestand of startscript van IBM i Access Client Solutions. 9.2.2.1 Instelling van een bureaubladpictogram (voor Linux) --------------------------------------------- U vindt een voorbeeldbestand voor acslaunch.desktop voor Linux Gnome of KDE in de directory Linux_Application. Dit bestand moet worden gewijzigd zodat het correcte pictogram wordt afgebeeld en IBM i Access Client Solutions wordt gestart als er wordt gedubbelklikt op het pictogram. 1. Kopieer acslaunch.desktop vanuit de directory Linux_Application naar het bureaublad van de gebruiker. Op dit moment wordt niet het juiste pictogram afgebeeld. 2. Zoek het bestand acslaunch.desktop op met behulp van een terminalprompt. Wijs machtigingen voor lezen/schrijven/uitvoeren toe met behulp van de volgende opdracht: chmod 777 acslaunch.desktop 3. Open acslaunch.desktop met een teksteditor. 4. Zoek de regel met de volgende tekst: Icon=//Icons/logo128.png Vervang door het pad naar de hoofddirectory van het product. De hoofddirectory van het product is de directory waar u het bestand IBMiAccess_v1r1.zip hebt uitgepakt. 5. Zoek de regel met de volgende tekst: Exec=//Start_Programs/Linux_i386-32/acslaunch_linux-32 Vervang door het pad naar de hoofddirectory van het product. Eventuele spaties in het Exec-pad moeten worden voorafgegaan door een \ . Bijvoorbeeld: /home/IBM\ i\ Access\ Client\ Solutions/Start_Programs/... Als u met een 64-bits PC werkt, kunt u het binaire startprogramma eventueel veranderen naar: Linux_x86-64/acslaunch_linux-64 6. Sla acslaunch.desktop op. Het pictogram dat op het bureaublad wordt afgebeeld, moet nu veranderen naar het logo van IBM i. 7. U kunt de machtiging voor schrijven naar acslaunch.desktop verwijderen met behulp van van de volgende opdracht: chmod 555 acslaunch.desktop Door op het pictogram te klikken, wordt IBM i Access Client Solutions gestart 9.2.3 Bestandskoppelingen (voor Mac OS X 10.6.8) ------------------------------------------------ Om bestandskoppelingen te gebruiken op een Mac, moet het bestandtype worden gekoppeld aan een toepassing. U moet een toepassingsbundel (application bundle) maken waarmee IBM i Access Client Solutions wordt gestart. Zie paragraaf 9.2.3.1 Een toepassingsbundel installeren. 9.2.3.1 Een toepassingsbundel installeren (voor Mac) -------------------------------------------------- Er is een toepassingsbundel voor Mac beschikbaar in de directory Mac_Application in het bestand acs_mac_app.zip. Deze toepassing kan in een map naar keuze worden geplaatst. De gebruikelijke locatie is de map Applications. Om de toepassing in de map Applications te installeren, start u een Terminal via de map Utilities: 1. Start Finder, selecteer Go, daarna Utilities 2. Dubbelklik op Terminal 3. cd 4. unzip acs_mac_app.zip -d /Applications Technische opmerking: U dient de opdracht unzip te gebruiken - anders gaan bepaalde kenmerken van opdrachten of bestanden verloren en werkt de toepassing niet. Met de vorige opdracht maakt u een map onder de map Applications: /Applications/IBM i Access Client Solutions.app U ziet nu het pictogram "IBM i Access Client Solutions" in de map Applications. Kies in het menu Finder Go, en daarna Applications. Als u een andere map hebt opgegeven, gaat u met Finder naar die map. De toepassing start alleen op als deze zo is geconfigureerd dat er wordt verwezen naar de locatie: /Start_Programs/Mac_i386-32_x86-64/acslaunch_mac Er zijn twee opties om dit voor elkaar te krijgen: Optie 1: Met deze optie is de minste configuratie vereist. De verstrekte toepassing verwijst standaard naar: /Applications/IBM i Access Client Solutions.app/Start_Programs/Mac_i386-32_x86-64/acslaunch_mac Als u acs_mac_app.zip niet naar de map Applications hebt uitgepakt, dient u gebruik te maken van Optie 2. Als u er de voorkeur aangeeft het ZIP-bestand van het product uit te pakken naar een andere locatie dan: /Applications/IBM i Access Client Solutions.app dient u ook optie 2 te gebruiken. Technische opmerking: De locatie die u kiest voor het uitpakken van het ZIP-bestand van het product (b.v. IBMiAccess_v1r1.zip) bepaalt de locatie die bijgewerkt moet worden als er nieuwere versies van het product beschikbaar komen. Om met deze optie verder te gaan, pakt u het ZIP-bestand van het product uit naar de volgende map: /Applications/IBM i Access Client Solutions.app voer een van de volgende opdrachten uit, afhankelijk van de naam van het ZIP-bestand van het product dat u gebruikt: unzip IBMiAccess_v1r1.zip -d "/Applications/IBM i Access Client Solutions.app" OF unzip IBMiAccessT_v1r1.zip -d "/Applications/IBM i Access Client Solutions.app" Optie 2: Gebruik deze optie als u acs_mac_app.zip niet naar de map Applications hebt uitgepakt, OF als u het bestand van het product (b.v. IBMiAccess_v1r1.zip) naar een andere locatie wilt uitpakken dan: /Applications/IBM i Access Client Solutions.app Controleer of u het bestand acs_mac_app.zip al hebt uitgepakt en ook of het ZIP-bestand van het product (b.v. IBMiAccess_v1r1.zip) is uitgepakt) U dient het volledige pad te weten naar het programma acslaunch_mac. U vindt dit in de map waarin u de productdirectory hebt uitgepakt, onder Start_Programs/Mac_i386-32_x86-64. Bijvoorbeeld: /Users/AllUsers/ClientAccess/Start_Programs/Mac_i386-32_x86-64/acslaunch_mac Zoek met Finder de toepassing "IBM i Access Client Solutions". Klik met de rechter muisknop en selecteer "Show Package Contents" Dubbeklik op de map Contents Klik met de rechter muisknop op het bestand document.wflow en selecteer "Open with" en vervolgens "Other..." Selecteer de toepassing TextEdit en Open Zoek naar "acslaunch_mac" Werk deze regel bij zodat het het correcte en volledige pad naar acslaunch_mac bevat Zorg ervoor dat u het begin: en het einde "$@" & niet verandert Eventuele spaties in het pad moeten worden voorafgegaan door \ Sla de wijzigingen op. ------------------------------- Na het voltooien van Optie 1 of Optie 2, kan de toepassingsbundel gebruikt worden: - voor het starten van de IBM i Access Client Solutions GUI via dubbelklikken - vanaf de opdrachtregel: voor het starten van IBM i Access Client Solutions met elk van de ondersteunde opdrachtregelopties bijv. open -a --args - voor het maken van bestandskoppelingen (zie de volgende paragraaf) 9.2.3.2 Bestandskoppelingen maken (voor Mac) -------------------------------------------- 1. Zoek met behulp van Finder een bestand op met de juiste extensie (bijv. .hod, .bchx, .dtfx of .dttx). 2. Selecteer het bestand en kies File->Get Info. 3. Ga naar "Open with" en selecteer de optie Other. 4. Blader naar de locatie waar u de eerder gemaakte toepassingsbundel hebt opgeslagen (zie paragraaf 9.2.3.1 Een toepassingsbundel installeren). 5. Selecteer de toepassing. 6. Selecteer het vakje Always Open With. Kies Add. 7. Ga terug naar "Open with" en selecteer Change All. Selecteer Continue to any dialog. Als u nu dubbelklikt op bestanden van dit type, wordt de juiste IBM i Access Client Solution-functie gestart. 9.2.3.3 Pictogram wijzigen (voor Mac) ----------------------------- Gebruik de toepassing Preview om de map Icons in de productdirectory te vinden en vervang het pictogram in Get Info met behulp van Finder. 1. Ga naar Preview en selecteer File->Open 2. Zoek de directory Icons van he product 3. Selecteer het bestand dat het pictogram bevat en kies Open 4. Selecteer Edit->Select All 5. Selecteer Edit->Copy 6. Zoek in Finder het .hod, .bchx, .dtfx of .dttx bestand waarvan het pictogram gewijzigd moet worden. Als het bestand al op het bureaublad staat, klik er dan op om het te selecteren. Selecteer anders Go->Go To Folder, voer het pad naar het bestand in en kies Go. Klik op het bestand om het te selecteren. 7. File->Get Info 8. Klik op het pictogram bovenaan Get Info 9. Edit->Paste 9.3 De locatie van de configuratie wijzigen ------------------------------------------- Standaard heeft elke gebruiker een eigen, unieke locatie voor zijn of haar configuratie. De locatie van de configuratie kan worden gewijzigd door de eigenschap com.ibm.iaccess.AcsBaseDirectory in te stellen. Deze eigenschap is aanwezig in het bestand AcsConfig.properties. Bij levering van het product staat het bestand AcsConfig.properties op twee locaties. Het bevindt zich in het bestand acsbundle.jar. Voor het gemak is het ook opgenomen in het ZIP-bestand van het product, en als dit ZIP-bestand wordt uitgepakt, komt het in dezelfde directory terecht als het bestand acsbundle.jar. Bij het opstarten maakt het product alleen gebruik van het eerste bestand AcsConfig.properties dat wordt gevonden. Eerst wordt de directory gecontroleerd waar het bestand acsbundle.jar zich bevindt. Als AcsConfig.properties niet wordt gevonden in dezelfde directory als acsbundle.jar, wordt het bestand AcsConfig.properties in het bestand acsbundle.jar gebruikt. U kunt ervoor kiezen om een configuratiepad op maat op te slaan in AcsConfig.properties in het bestand acsbundle.jar. In dat geval moet u ervoor zorgen dat het bestand AcsConfig.properties niet in de directory met acsbundle.jar staat, anders wordt dát bestand gebruikt. U hebt hierdoor de flexibiliteit om de configuratielocatie met het bestand acsbundle.jar te distribueren, en tegelijkertijd hebt u de keuze om deze te negeren. Er zijn speciale sleutelwoorden beschikbaar die gebruikt kunnen worden bij het definiëren van het configuratiepad. Als de sleutelwoorden in het opgegeven pad worden gebruikt, worden ze vervangen door de tekst of het pad dat ze definiëren. Er kan slechts één sleutelwoord worden gebruikt in het configuratiepad. De volgende sleutelwoorden zijn beschikbaar: {USER} - het huidige gebruikers-ID. Dit sleutelwoord kan overal in het pad staan. De volgende sleutelwoorden kunnen alleen aan het begin van het opgegeven pad staan: {PRODUCTDIR} - het pad naar dezelfde directory als acsbundle.jar {TEMPDIR} - het pad naar een platformspecifieke tijdelijke directory {ROOT} - het pad naar de hoofddirectory van het bestandssysteem {HOME} - het pad naar de homedirectory van de gebruiker {DEFAULT} - het standaardpad dat gewoonlijk door het product wordt gebruikt Opmerking van technische aard: Het is niet verstandig om een configuratie door verschillende gebruikers gemeenschappelijk te laten gebruiken. Voorbeeld: Stel dat X een gedeeld netwerkstation is. Dan zou de volgende instelling tot onvoorspelbare resultaten leiden: com.ibm.iaccess.AcsBaseDirectory=X:/Shared_Network_drive/config_directory Het gemeenschappelijk gebruik van dit configuratiepad door verschillende gebruikers levert meerdere problemen op: 1. Als meerdere gebruikers gelijktijdig dezelfde configuratie gebruiken, zijn de resultaten onvoorspelbaar. 2. In dit voorbeeld wordt aangenomen dat schijf X door alle gebruikers aan dezelfde locatie is toegewezen. 3. Het gebruik van een netwerkstation in de configuratie werkt niet voor een Linux- of Mac-client. Het gebruik van de beschikbare trefwoorden, zoals in de onderstaande voorbeelden, werkt voor zowel Windows als Linux en Mac. Als een bepaald configuratiepad door meerdere gebruikers gemeenschappelijk wordt gebruikt, moet het trefwoord {USER} worden gebruikt om botsingen met andere gebruikers te voorkomen. Dit trefwoord wordt vervangen door het gebruikers-ID van de huidige gebruiker. Gebruik bij het instellen van het configuratiepad altijd een schuine streep ('/') als scheidingsteken, en dus geen schuine streep naar achteren ('\'). Dit werkt op alle besturingssystemen, ook op Windows. Enkele voorbeelden van aanbevolen configuraties: Voorbeeld 1 - lokale configuratie voor elke gebruiker (standaard): com.ibm.iaccess.AcsBaseDirectory= Als AcsBaseDirectory niet is ingesteld, wordt voor de configuratie standaard een platform-afhankelijk pad voor de gebruiker gekozen. Dit is de standaardinstelling voor IBM i Access Client Solutions. Voorbeeld 2 - niet-lokale (of lokale) configuratie, uniek voor elke gebruiker: com.ibm.iaccess.AcsBaseDirectory={ROOT}/config_directory/{USER}/ Of de configuratie lokaal of niet-lokaal is, wordt bepaald door de locatie van {ROOT}. Voorbeeld 3 - niet-lokale (of lokale) configuratie, uniek voor elke gebruiker: com.ibm.iaccess.AcsBaseDirectory={PRODUCTDIR}/config_directory/{USER}/ Of de configuratie lokaal of niet-lokaal is, wordt bepaald door de locatie van {PRODUCTDIR}. Voorbeeld 4 - lokale configuratie op verwisselbare media (zoals USB-station): com.ibm.iaccess.AcsBaseDirectory={PRODUCTDIR}/config_directory Omdat het pad van het verwisselbare medium per systeem verschilt, wordt de configuratie bij deze instelling opgegeven ten opzichte van de locatie van de productbestanden. In dit voorbeeld is het trefwoord {USER} met opzet niet opgegeven, zodat de configuratie op het USB-station altijd kan worden gebruikt door de eigenaar van dat station, ongeacht het gebruikers-ID. Technische opmerking: Het instellen van de eigenschap com.ibm.iaccess.DataCache=true verkleint de grootte van de werkset en zorgt voor en duidelijk verkorting van opstarttijden als het JAR-bestand van het product op afstand wordt gebruikt (b.v. networkshare). com.ibm.iaccess.DataCache=true 9.4 Andere implementatieopties ------------------------------ Als er meerdere eindgebruikers zijn en u op zoek bent naar een eenvoudige manier om dit product en toekomstige updates te implementeren, vindt u hieronder enkele ideeën waarmee u rekening zou kunnen houden: - Installeer het product op een enkele locatie, waar het toegankelijk is voor verschillende gebruikers. - Als u een webserver hebt, kunt u overwegen om Web Start te gebruiken. Zie http://java.com/en/download/faq/java_webstart.xml - Automatisch importeren van de configuratie-instellingen Zie paragraaf 9.4.1 9.4.1 Automatisch importeren van de configuratie-instellingen -------------------------------------------------------------- De volgende eigenschappen kunnen in het bestand AcsConfig.properties worden gebruikt om automatisch een configuratie in te stellen voor nieuwe gebruikers of voor het bijwerken van een configuratie voor bestaande gebruikers: com.ibm.iaccess.autoimport com.ibm.iaccess.autoimport.version Hieronder volgen de benodigde stappen: 1. Maak de configuratie die u wilt doorgeven aan een of meer gebruikers. 2. Exporteer de configuratie naar een bestand via Bestand->Configuratie exporteren in de hoofdinterface of maak gebruik van de opdrachtregeloptie van paragraaf 9.1.1 Backup. 3. Verplaats het configuratiebestand naar de gewenste locatie. Er is een aantal verschillende opties die verderop worden beschreven. 4. Stel de eigenschap com.ibm.iaccess.autoimport in AcsConfig.properties in op het pad in het configuratiebestand. 5. Stel com.ibm.iaccess.autoimport.version in op een geheel getal die de versie van het configuratiebestand vertegenwoordigt. Dit werkt als volgt: De opgeslagen configuratie waarnaar wordt verwezen door de eigenschap com.ibm.iaccess.autoimport wordt automatisch geïmporteerd als de waarde van het gehele getal van com.ibm.iaccess.autoimport.version niet overeenkomt met het geïmporteerde getal. Zo is er een manier om een initiële configuratie in te stellen, updates op een bestaande configuratie aan te brengen en een configuratie weer op een ouder niveau te brengen. De configuratie wordt telkens bijgewerkt als de waarde van het gehele getal niet overeenkomt met de laatste versie die geïmporteerd is. Het kan zijn dat een geïmporteerde configuratie de configuratie voor een bestaand systeem in de configuratie van een gebruiker wijzigt, echter een systeem wordt nooit uit de configuratie van de gebruiker gewist. Het pad voor de eigenschap com.ibm.iaccess.autoimport kan als absoluut pad worden opgegeven, als URL of met sleutelwoorden die zijn gedefinieerd in paragraaf 9.3. Bijvoorbeeld: com.ibm.iaccess.autoimport=C:/acs_bak.zip com.ibm.iaccess.autoimport=file///C:/acs_bak.zip com.ibm.iaccess.autoimport=http://uw.bedrijf.com/path/file/acs_bak.zip com.ibm.iaccess.autoimport=ftp://uw.bedrijf.com/path/file/acs_bak.zip com.ibm.iaccess.autoimport={PRODUCTDIR}/acs_bak.zip U beschikt over extra flexibiliteit doordat het configuratiebestand kan worden gedistribueerd binnen acsbundle.jar of in dezelfde directory als acsbundle.jar. In beide gevallen stelt u com.ibm.iaccess.autoimport in op de naam van het bestand zonder een voorafgaand pad: com.ibm.iaccess.autoimport=acs_bak.zip Er is een speciale waarde van * toegestaan voor com.ibm.iaccess.autoimport.version: com.ibm.iaccess.autoimport.version=* Hiermee importeert u de configuratie altijd, ongeacht een eerdere versie. 9.5 Pakketten op maat --------------------- IBM i Access Client Solutions biedt systeembeheerders de mogelijkheid om het gebruik van bepaalde functies te beperken door de volgende eigenschap in het bestand AcsConfig.properties in te stellen: com.ibm.iaccess.ExcludeComps= De volgende trefwoorden van de functie kunnen worden opgegeven: DATAXFER - Gegevensoverdracht van/naar IBM i EMULATOR - 5250 Weergave/Afdruk-emulatie en 5250 Sessiebeheer KEYMAN - Beheer van SSL-certificaten OPCONSOLE - Operations console en Virtual Control Panel RMTCMD - Opdracht op afstand (beschikbaar vanaf de opdrachtregel) SPLF - Printeruitvoer HWCONSOLE - Hardware management interface L1CPLUGIN - Navigator for i De systeembeheerder kan ervoor kiezen de toegang tot bepaalde functies te beperken door wijzigingen aan te brengen in het bestand AcsConfig.properties. Bij het beperken van de toegang wordt de functie verwijderd uit de hoofd-GUI en wordt het gebruik ervan vanaf de opdrachtregel uitgeschakeld. Een voorbeeld van de manier waarop de toegang tot functies kan worden beperkt, is het toevoegen van de volgende regel aan het bestand AcsConfig.properties: com.ibm.iaccess.ExcludeComps=OPCONSOLE,HWCONSOLE,L1CPLUGIN Als de systeembeheerder het bestand AcsConfig.properties binnen acsbundle.jar wil bijwerken alvorens het te implementeren voor de gebruikers, is dit een voorbeeld van de manier waarop dat kan: jar uvf acsbundle.jar AcsConfig.properties Zie paragraaf 9.3 De locatie van de configuratie wijzigen voor meer informatie over de manier waarop IBM i Access Client Solutions bepaalt welk bestand AcsConfig.properties er moet worden gebruikt. 9.6 Migreren vanuit IBM i Access for Windows -------------------------------------------- De configuratiebestanden van IBM i Access Client Solutions zijn niet compatibel met de overeenkomstige functies in IBM i Access for Windows. IBM i Access Client Solutions kent wel een migratiepad voor bepaalde belangrijke items. Een en ander wordt in de onderstaande paragrafen besproken. 9.6.1 Systeemconfiguraties migreren ----------------------------------- De functie Verbindingen kopiëren, die beschikbaar is in de hoofd-GUI, vormt een interface voor het kopiëren van systeemconfiguraties tussen IBM i Access Client Solutions en de verouderde Windows-configuratie die wordt ondersteund door IBM i Access for Windows. Meer informatie vindt u in de Help voor het hoofdscherm van Verbindingen kopiëren. De systeemconfiguraties kunnen ook worden gemigreerd vanaf de opdrachtregel. Zie paragraaf 9.1.25 MIGRATE voor meer informatie. 9.6.2 5250-emulatie migreren ---------------------------- De 5250-emulatiebestanden die door de IBM i Access for Windows Personal Communications-emulator worden gebruikt, kunnen worden geconverteerd met behulp van 5250 Sessiebeheer in IBM i Access Client Solutions. De volgende bestandstypen kunnen worden geconverteerd vanuit Personal Communications: .ws - emulatorprofiel .bch - batchbestand van emulator .kmp - bestand voor toetsenbordaanpassing .pmp - toetsenblokbestanden De bestanden worden geconverteerd naar: .hod - emulatorprofiel .bchx - batchbestand van emulator .kmp - bestand voor toetsenbordaanpassing .pmp - toetsenblokbestanden De bestandstypen .kmp en .pmp worden door beide producten gebruikt. De indelingen zijn echter niet compatibel. De geconverteerde bestanden worden opgeslagen in een pad dat specifiek is voor IBM i Access Clients Solutions. De conversie van deze bestanden kan worden gestart vanuit het menu van IBM i Access Client Solutions Sessiebeheer, door Bestand->Importeren te selecteren en vervolgens de Personal Communications-bestanden op te zoeken. De conversie kan eveneens worden gestart door een .ws- of .bch-bestand naar het venster van IBM i Access Client Solutions Sessiebeheer te slepen. Er is een bètaversie van een hulpprogramma voor macroconversie beschikbaar. Kies in Sessiebeheer: Bestand ->Macro converteren... 9.6.3 Opgeslagen opdrachtbestanden voor gegevensoverdracht migreren ------------------------------------------------------------------- De voorziening voor gegevensoverdracht in IBM i Access Client Solutions heeft een wizard voor het converteren van opdrachtbestanden voor gegevensoverdracht die door IBM i Access for Windows zijn gegenereerd. De volgende bestandstypen kunnen worden geconverteerd vanuit IBM i Access for Windows: .dtf - gegevensoverdracht vanuit IBM i .dtt - gegevensoverdracht naar IBM i Deze bestanden worden geconverteerd naar: .dtfx - gegevensoverdracht vanuit IBM i .dttx - gegevensoverdracht naar IBM i De migratiewizard voor gegevensoverdracht migreert de .fdf-bestanden niet. Het nieuwe bestandstype dat voor IBM i Access Client Solutions vereist is, is .fdfx. Dit type kan op twee manieren worden gegenereerd: tijdens het downloaden of met behulp van de wizard Bestand maken. De migratiewizard voor gegevensoverdracht is beschikbaar in het hoofdmenu van Gegevensoverdracht, door achtereenvolgens Acties->Migratie van gegevensoverdracht te selecteren. 9.6.4 EHLLAPI ------------- Gebruikers van 5250-toepassingen die EHLLAPI gebruiken om toegang te krijgen tot de Personal Communications-emulator die bij IBM i Access for Windows is geleverd, dienen het volgende KB-artikel te raadplegen voor informatie over het gebruik van EHLLAPI in combinatie met IBM i Access Client Solutions: http://www-912.ibm.com/s_dir/slkbase.NSF/DocNumber/653368666 9.6.5 Kerberos -------------- Gebruikers van IBM i Access for Windows-omgevingen die al geconfigureerd zijn om met kerberos te werken, dienen het volgende KB-artikel te raadplegen voor meer informatie over de manier waarop ze hun bestaande kerberos-installatie kunnen overbrengen naar IBM i Access Client Solutions: http://www-912.ibm.com/s_dir/slkbase.NSF/DocNumber/654121782 9.7 Sleutelbeheer ------------------ Beheer van certificaten voor SSL-verbindingen (Secure Socket Layer) is beschikbaar vanuit de hoofdinterface door Tools->Sleutelbeheer te kiezen. Voor bepaalde taken met de sleuteldatabase is het wachtwoord voor de sleutelruimte vereist. Het wachtwoord is standaard ca400. 9.8 Ondersteuning voor gegevensoverdracht voor Excel- en Calc-spreadsheets --------------------------------------------------------- Naast ondersteuning van downloads naar een bestand ondersteunt Gegevensoverdracht ook downloads naar een actief spreadsheet in Microsoft Excel of naar een Calc-spreadsheet van OpenOffice. Om te downloaden naar een actief spreadsheet, kunt u in het hoofdscherm van Gegevensoverdracht de optie kiezen om Uitvoeropties te kiezen. Standaard is het uitvoerapparaat Bestand. Als uw platform interactie met spreadsheets van Excel en/of Calc ondersteunt, zijn er extra opties voor een Active Excel Spreadsheet en een Active Calc Spreadsheet beschikbaar in het menu voor uitvoeropties. Beperkingen: De minimumversie van OpenOffice is 3.4.1. Op Linux-platforms moet OpenOffice op de standaardlocatie worden geïnstalleerd. De bitness van de spreadsheettoepassing en de toepassing van IBM i Access Client Solutions moet gelijk zijn, anders kan Gegevensoverdracht niet interactief werken met het spreadsheet. Voor sommige spreadsheettoepassingen is er een 32-bits en een 64-bits versie beschikbaar. Beide versies werken op een 64-bits PC. De bitness van de spreadsheettoepassing moet overeenkomen met de bitness van de toepassing IBM i Access Client Solutions. De bitness van de IBM i Access Client Solutions-toepassing wordt vastgesteld door de JVM (Java Virtual Machine) op de locatie waar de toepassing actief is. Als er een verschil in bitness is tussen de spreadsheettoepassing en de JVM die IBM i Access Client Solutions uitvoert, en u een actief spreadsheet als uitvoeroptie kiest, wordt de fout "Actief spreadsheet is niet gevonden" afgebeeld. Als u met een 64-bits PC werkt, kunt u IBM i Access Client Solutions starten met het 32-bits of 64-bits binaire startprogramma dat hoort bij uw platform. Om ervoor te zorgen dat de ondersteuning voor actieve spreadsheets werkt, moet u IBM i Access Client Solutions starten met behulp van het platformspecifieke binaire bestand dat overeenkomt met de bitness van de gebruikte spreadsheettoepassing. Ondersteuning voor actieve spreadsheets is niet beschikbaar voor Mac. De toepassing OpenOffice is alleen beschikbaar als 32-bits toepassing en Mac ondersteunt alleen een 64-bits JVM. Er is daarom altijd een discrepantie in bitness waardoor Gegevensoverdracht niet met een actief spreadsheet kan werken. 9.9 Een consoleverbinding naar IBM i tot stand brengen ---------------------------------------------- Voor het uitvoeren van beheerfuncties op de IBM i is een 5250-console vereist. IBM i Access Client Solutions onderstunt configuraties met LAN- en HMC-consoles. Als u de servicehostnaam of het service IP-adres van uw IBM i, of de hostnaam of het IP-adres van uw HMC-console kent, kunt u de consolegegevens in IBM i Access Client Solutions met behulp van de volgende stappen configureren: 1. Start IBM i Access Client Solutions op uw PC. 2. Klik in het hoofdscherm op Systeemconfiguraties. 3. Klik op de knop Nieuw om een nieuwe configuratie op te geven of op Bewerken om een bestaande configuratie te bewerken 4. Selecteer de tab Console 5. Voer de gepaste gegevens voor uw consoletype in. Voor een IBM i waar nog geen consoleconfiguratie voor aanwezig is (b.v. een nieuw systeem dat zojuist aan uw bedrijf geleverd is) wordt er tijdens de IPL automatisch een IP-adres voor een consoleverbinding toegewezen in het bereik 169.254.62.0 - 169.254.62.63. In dit geval kan een consoleverbinding aan de hand van de volgende stappen met IBM i Access Client Solutions tot stand worden gebracht: 1. Schakel draadloze connectiviteit van uw PC uit. Voor de volgende stappen is een bedrade ethernetpoort benodigd. 2. Sluit een ethernetkabel aan tussen uw PC en de T1-poort van de IBM i. 3. Start IBM i Access Client Solutions op de PC. 4. Klik in het hoofdscherm op Systeemconfiguraties. 5. Klik in Systeemconfiguraties op de knop Console zoeken... 6. Klik op het scherm IBM i-locatiefunctie op Zoeken. 7. Als de IPL-procedure op de IBM i zo ver is gekomen dat er automatisch een IP-adres is toegewezen, wordt het IP-adres in het zoekscherm afgebeeld. 8. Klik op het IP-adres om het te selecteren en klik daarna op de Console-knop om verbinding te maken met een 5250-console. 9. Er wordt een scherm afgebeeld waarin naar legitimatiegegevens voor Service Tools wordt gevraagd. 10. Na het invoeren van geldige legitimatiegegevens wordt er een 5250-console afgebeeld. 11. U kunt de console gebruiken voor de eerste installatie- en instellingstaken. Als u klaar bent om het IBM i-systeem aan uw netwerkinfrastructuur toe te voegen, kunt u aanvullende informatie in het IBM InfoCenter raadplegen voor het configureren van de LAN-adapter voor Servicetools: http://pic.dhe.ibm.com/infocenter/iseries/v7r1m0/topic/rzamh/rzamhsrvtoolsrvr4dstdst.htm Zie het gedeelte "Configuring the service tools server for DST" Voor IBM i-systemen die al een configuratie voor LAN-console hebben en al in uw netwerkinfrastructuur zijn opgenomen, kunt u de volgende stappen gebruiken om bestaande consoleconfiguraties te vinden: 1. Start IBM i Access Client Solutions op uw PC. 2. Klik in het hoofdscherm op Systeemconfiguraties. 3. Klik in Systeemconfiguraties op de knop Console zoeken... 4. Geef in het scherm IBM i-locatiefunctie in het veld Nabij een IP-adres op in het bereik dat u wilt doorzoeken. 5. Klik op de knop Zoeken om LAN-consoles in het opgegeven bereik te zoeken. 6. Klik op het IP-adres om het te selecteren en klik daarna op de Console-knop om verbinding te maken met een 5250-console. 7. Er wordt een scherm afgebeeld waarin naar legitimatiegegevens voor Service Tools wordt gevraagd. 8. Na het invoeren van geldige legitimatiegegevens wordt er een 5250-console afgebeeld. 10.0 Servicediagnose -------------------- Als u een probleem ondervindt waarvoor service van IBM vereist is, kan de servicemedewerker van IBM u vragen een of meer van de volgende procedures uit te voeren: Vanuit de hoofdinterface van IBM i Access Client Solutions: - Kies Tools->Servicelogboeken genereren. Dit heeft dezelfde functie als de opdrachtregeloptie die in paragraaf 9.1.5 wordt beschreven. Deze functie moet gewoonlijk onmiddellijk na de storing worden uitgevoerd. Bij sommige problemen kan de servicemedewerker u vragen deze procedure meermaals uit te voeren. - Kies Tools->Servicelogboeken inpakken Dit heeft dezelfde functie als de opdrachtregeloptie die in paragraaf 9.1.6 wordt beschreven. Met deze functie worden er gegevens over de werkstationomgeving verzameld. De desbetreffende servicelogboeken worden ingepakt in een ZIP-archief dat naar IBM kan worden gestuurd. 11.0 Veelgestelde vragen (FAQ) ------------------------------------- V1 Als ik probeer IBM i Access Client Solutions te starten, krijg ik de volgende fout: Class cannot be loaded: java.lang.UnsupportedClassVersionError A1-1 U moet JDK 6.0 of hoger gebruiken. Zie paragraaf 3.0 Vereisten V2 Als ik probeer het product vanuit een shell or terminalsessie te starten met een van de binaire bestanden of scripts, krijg ik de volgende fout: Permission denied A2-1 Controleer in de machtigingen van het bestand of u uitvoeringsmachtiging hebt. Zie paragraaf 6.0 Bestandsmachtigingen. V3 Als ik dubbelklik op een van de bijgeleverde bestanden om het product te starten, gebeurt er niks. A3-1 Wellicht is Java niet geïnstalleerd. Zie paragraaf 3.0 Vereisten. A3-2 Wellicht hebt u geen uitvoeringsmachtiging voor het bestand waarmee u het product wilt starten. Zie paragraaf 6.0 Bestandsmachtigingen. A3-3 Er kunnen problemen met uw omgeving zijn. Om te kijken welke fouten er wellicht optreden, kunt u proberen het meegeleverde bestand uit te voeren vanaf de opdrachtregel. Zie paragraaf 7.3 Het product starten (vanaf de opdrachtregel). V4 Ik wil het product starten met een van de binaire bestanden, maar het volgende foutbericht wordt afgebeeld: "Error loading Java module." A4-1 Het binaire bestand heeft de homedirectory van de Java-installatie niet kunnen vinden. Controleer of Java geïnstalleerd is. Zie paragraaf 3.0 Vereisten. A4-2 Paragraaf 7.1.1 Het product starten - Extra opties beschrijft andere methoden om het product te starten met behulp van een binair bestand. V5 Nadat ik de omgevingsvariabele JAVA_HOME heb ingesteld, werkt het binaire bestand wel om het product te starten vanaf de opdrachtregel, maar niet als ik dubbelklik op het bestand. A5-1 Mogelijk is de omgevingsvariabele JAVA_HOME niet zichtbaar vanuit het Bestandsbeheer (file manager) dat u gebruikt wanneer u dubbelklikt op het bestand. Het instellen van omgevingsvariabelen verschilt per besturingssysteem, net als de beschikbaarheid ervan. Probeer de omgevingsvariabele JAVA_HOME in te stellen als systeemomgevingsvariabele voor uw besturingssysteem. Mogelijk worden systeemsysteemomgevingsvariabelen in uw besturingssysteem aangeduid als algemene of globale ("global") omgevingsvariabelen. Nadat u de omgevingsvariabele JAVA_HOME hebt ingesteld, sluit u Bestandsbeheer, opent u het opnieuw en probeert u nogmaals of het werkt als u dubbelklikt op het binaire bestand. V6 Als ik dubbelklik op een van de bijgeleverde bestanden om het product te starten, wordt het bestand geopend in een teksteditor. A6-1 Controleer of u een script gebruikt met een extensie die door uw besturingssysteem wordt herkend. A6-2 Probeer een van de andere scripts. A6-3 Verander het programma waarmee het bestand wordt geopend. A6-4 Controleer in de machtigingen van het bestand of u uitvoeringsmachtiging hebt. Zie paragraaf 6.0 Bestandsmachtigingen. V7 Als ik dubbelklik op een van de bijgeleverde bestanden om het product te starten, krijg ik de vraag welk programma ik wil gebruiken om het bestand te openen. A7-1 Controleer of u een script gebruikt met een extensie die door uw besturingssysteem wordt herkend. A7-2 Stel het programma waarmee het bestand wordt geopend in op een programma dat compatibel is met binaire bestand of script dat u gebruikt. Bijvoorbeeld: Terminal (op Mac). A7-3 Controleer in de machtigingen van het bestand of u uitvoeringsmachtiging hebt. Zie paragraaf 6.0 Bestandsmachtigingen. V8 Als ik IBM i Access Client Solutions op een Mac start vanuit Finder, verschijnt er een terminalsessie en die gaat zelfs niet weg nadat IBM i Access Client Solutions is beëindigd. A8-1 Om te zorgen dat de terminalsessie niet meer verschijnt, moet u een toepassingsbundel (application bundle) maken. Zie paragraaf 9.2.3.1 Een toepassingsbundel installeren (voor Mac). Start het product vervolgens met behulp van die toepassingsbundel. V9 Wat is de beste manier om het product te starten? A9-1 U kunt het product starten op elk van de drie manieren die worden beschreven in paragraaf 7.0 Het product starten: met behulp van binaire bestanden, scripts of vanaf de opdrachtregel. Elke methode die in uw omgeving werkt, is goed. V10 Waarom zijn er zowel binaire bestanden (Start_Programs) als scripts (Start_Scripts) om het product te starten? A10-1 De scripts zijn niet specifiek voor een bepaald besturingssysteem en vormen een meer algemene manier om het product te starten dan de binaire bestanden. A10-2 In sommige besturingssystemen zijn er binaire bestanden vereist voor het maken van bestandskoppelingen. Voor het gemak zijn er daarom binaire bestanden meegeleverd voor bepaalde platforms. A10-3 In bepaalde omgevingen is er sprake van een firewall waarmee de toegang tot delen van IBM i Access Client Solutions wordt beperkt. Voor het gemak zijn er daarom binaire bestanden meegeleverd. Daarmee wordt het voor de systeembeheerder eenvoudiger om toegangsmachtigingen te verlenen. V11 Nadat ik JDK 6.0 (of hoger) heb geïnstalleerd, krijg ik nog steeds de volgende fout: Class cannot be loaded: java.lang.UnsupportedClassVersionError A11-1 De standaardversie van Java die op uw werkstation wordt gebruikt, is van vóór JDK 6.0. U moet een optie gebruiken waarmee uitdrukkelijk wordt aangegeven wat het pad is naar de Java homedirectory voor JDK 6. Zie paragraaf 7.1.2 Het Java homepad opzoeken. U gebruikt het Java homepad voor de methoden die in de volgende paragrafen worden beschreven: 7.1.1 Het product starten - Extra opties 7.3 Het product starten (vanaf de opdrachtregel) V12 Het lukt me niet om aangepaste toetsenbordindelingsbestanden (keyboard mapping files, .kmp) te importeren vanuit mijn Windows 5250-emulatorsessies. A12-1 In de oorspronkelijke versie van IBM i Access Client Solutions die beschikbaar kwam in Juli 2012, werd het importeren van .kmp-bestanden uit sessieprofielen van de Windows 5250-emulator niet ondersteund. Vanaf de versie die beschikbaar kwam in oktober 2012 wordt het importeren van .kmp-bestanden vanuit 5250-sessieprofielen (.ws) wel ondersteund. V13 Het aanpassen van het toetsenbord voor de 5250-emulator werkt heel anders dan onder Windows. Hebt u tips? A13-1 De toetsenbordindeling is onderverdeeld in categorieën. In een emulatorsessie: Klik op Bewerken -> Voorkeuren -> Toetsenbord, of klik op de knop Opnieuw Definiëren op de werkbalk. Kies de tab Toetstoewijzing. Selecteer een categorie. Er verschijnen standaard toetsenbordindelingen onder de categorieën "Hostfuncties" en "Menuopdrachten". Selecteer de functie die u wilt toewijzen. Kies Toets toewijzen. Druk op het toetsenbord op de toets die u aan de desbetreffende functie wilt toewijzen. A13-2 Voor Help-informatie over aangepaste toetsenbordindelingen: Klik op Bewerken -> Voorkeuren -> Toetsenbord, of klik op de knop Opnieuw Definiëren op de werkbalk. Kies de knop Help. V14 Als ik probeer het product te starten op Mac OS X 10.8 Mountain Lion, verschijnt er een bericht dat aangeeft dat de toepassing niet ondertekend is. A14-1 Dit is een beveiligingsbeleid dat standaard wordt afgedwongen vanaf Mac OS X 10.8 Mountain Lion. Zie de volgende webpagina voor een manier om de toepassing uit te voeren: http://macperformanceguide.com/MountainLion-application-signing.html V15 Ik ben gebruiker van IBM i Access for Windows. Kan ik mijn systeem- configuraties migreren IBM i Access Client Solutions? A15-1 Zie paragraaf 9.6.1 Systeemconfiguraties migreren V16 Ik ben gebruiker van IBM i Access for Windows. Kan ik mijn emulatie- profielen migreren IBM i Access Client Solutions? A16-1 Zie paragraaf 9.6.2 5250-emulatie migreren V17 Ik ben gebruiker van IBM i Access for Windows. Kan ik mijn opdracht- bestanden voor gegevensoverdracht migreren IBM i Access Client Solutions? A17-1 Zie paragraaf 9.6.3 Opgeslagen overdrachtsopdracht voor gegevensoverdracht migreren V18 Werkt EHLLAPI in combinatie met IBM i Access Client Solutions? A18-1 Zie paragraaf 9.6.4 EHLLAPI V19 Werkt kerberos in combinatie met IBM i Access Client Solutions? A19-1 Zie paragraaf 9.6.5 Kerberos Q20 Ik ben systeembeheerder en wil bepaalde functies liever verbergen voor mijn gebruikers. A20-1 Zie paragraaf 9.5 Aangepaste pakketten Q21 Als ik een Help-pictogram op een scherm kies, wordt er geen tekst afgebeeld. A21-1 De Help-tekst wordt gewoonlijk in de browser van de werkplek afgebeeld. In bepaalde gevallen heeft een werkplek geen browser of is deze niet correct geconfigureerd. A21-2 Om de Help-tekst af te beelden zonder gebruik te maken van de browser op de werkplek, stelt u de volgende eigenschap in het bestand AcsConfig.properties in: com.ibm.iaccess.javaAwtDesktopAllowed=false De eigenschap kan ook via de opdrachtregel ingesteld worden, net als andere java-eigenschappen: -Dcom.ibm.iaccess.javaAwtDesktopAllowed=false Q22 Ik gebruik Gegevensoverdracht en selecteer de uitvoeroptie "Actief Excel-spreadsheet" of "Actief Calc-spreadsheet". Ik krijg deze fout: "Actief spreadsheet is niet gevonden" A22-1 Er is geen actief spreadsheet. Open een nieuw of bestaand spreadsheet en probeer het opnieuw. Q22-2 Er kan een discrepantie in bitness zijn tussen de spreadsheet-toepassing die u gebruikt en de Java Virtual Machine die IBM i Access Client Solutions uitvoert. Zie paragraaf 9.8 Ondersteuning van gegevensoverdracht voor Excel- en Calc- Spreadsheets Q23 Als ik Gegevensoverdracht gebruik op een Mac, zie ik geen opties voor uitvoer voor interactie met een actief spreadsheet. Q23-1 Gegevensoverdracht kan niet met actieve spreadsheets op een Mac werken door de discrepantie in bitness tussen de OpenOffice-toepassing en de JVM die IBM i Access Client Solutions uitvoert. Nadere informatie vindt u in paragraaf 9.8 Ondersteuning van gegevensoverdracht voor Excel- en Calc- Spreadsheets Q24 Ik gebruik Gegevensoverdracht en selecteer de uitvoeroptie "Actief Calc- spreadsheet" - maar het vak Naam blijft leeg. A24-1 Dit is normaal voor nieuwe Calc-spreadsheets die nog nooit opgeslagen zijn. Gegevensoverdracht kan het spreadsheet nog steeds bijwerken met gedownloade gegevens. 12.0 Historie van updates ------------------- Mei 2013 - Versie 1.1.2 - Uitbreidingen in 5250-emulatie: - Ondersteuning van volledige migratie voor .ws, .bch, .kmp en .pmp bestanden van IBM i Access for Windows - Kleuren importeren vanuit IBM i Access for Windows - Ondersteuning van toetsenbord voor Hex-werkstand - Enkele knop voor verbreken en weer maken van verbinding - Bufferen van toetsaanslagen als invoer tijdelijk niet mogelijk is - Detectie van certificaatgevers met optionele download - Opdrachtregeloptie voor starten op volledig scherm - Aanpassing van kolomscheidingstekens - Optie voor uirschakelen van updates op menubalk - Macroconversie van IBM i Access for Windows (bèta) - Uitbreidingen Gegevensoverdracht: - Ondersteuning van volledige migratie voor .dtf en .dtt bestanden uit IBM i Access for Windows - Integratie met actief spreadsheet voor Excel en OpenOffice - De OpenOffice-0uitbreiding voor Gegevensoverdracht die beschikbaar was in versie 1.1.1 is verwijderd - Wachtwoordbeheer voor meerdere systemen - Ondersteuning voor aangepaste pakketten zodat beheerders beschikbare functies kunnen beperken - Importeren van configuraties uit IBM i Access for Windows - Exporteren van configuraties naar IBM i Access Client Solutions - Windows Application Package of naar IBM i Access for Windows - Voorgrondinfo voor SRC's in Virtueel bedieningspaneel - Extra opdrachtregelopties waaronder de mogelijkheid tot het verzenden van opdrachten op afstand - Optie om nieuwe configuraties standaard met SSL te laten werken - Ondersteuning voor TLS 1.2 - Ondersteuning voor herkenning van FIPS-compliantie - Mogelijk maken van toepassingen voor Mac - Mogelijk maken van werkplektoepassing voor Linux - Optionele cache voor verkleinen geheugenfootprint en opstarttijd - Extra taalondersteuning voor alle functies - Diverse fixes Oktober 2012 - Versie 1.1.1 - Functie voor printeruitvoer voor het downloaden en bekijken van spoolbestanden - Verbeteringen in 5250-emulatie: - Diverse updates in toetsenbordconfiguratie en menu's - Importeren van bestanden met toetsenbordindeling keyboard (.KMP) vanuit IBM i Access for Windows - Standaardconfiguratie voor het toetsenbord voor nieuwe sessieprofielen - Standaard sessieprofiel - Conversie voor .WS-profielen binnen BCH-bestanden - Mogelijkheid voor configuratie werkbalk - Kerberos-ondersteuning voor extra platforms - Omzeilen van aanmelding - Historie van statusbalk - Genereren van werkstation-ID - Cursor en positielijn gelijkend op IBM i Access for Windows - Ondersteuning voor geluid - Uitbreidingen van gegevensoverdracht: - Mogelijkheid om blad/kolom/rij op te geven voor uploads en downloads - Ondersteuning van platte tekstbestanden voor uploads en downloads - Extra opdrachtregelplugin voor downloads. Paragraaf 9.1.17 - gemeenschappelijke legitimatiegegevens voor het delen van gebruikersnaam en wachtwoord over meerdere systemen. Dit is een vervanging voor de optie "Windows-gebruikersnaam en wachtwoord gebruiken, geen aanmeldingsscherm" die aanwezig is in IBM i Access for Windows. Vragen naar legitimatiegegevens gebeurt slechts eenmaal per aangemelde sessie. - Optimalisatie ter voorkoming van vraag om aanmelding bij native uitvoering van IBM i - Tool voor sleutelbeheer - Detectie van extra certificaatgevers met optionele download - Speciale sleutelwoorden voor het definiëren van de configuratielocatie. Paragraaf 9.3 - Automatisch importeren van de configuratie-instellingen. Paragraaf 9.4.1 - Ondersteuning voor meerdere talen voor bepaalde functies - Herkenning van instellingen voor toepassingsbeheer - Zoekfunctie voor LAN-console met behulp van TCP-scan - Updates voor bruikbaarheid Virtueel bedieningspaneel - Diverse fixes